Curator Talk: Khushnu Hoof

Khushnu Hoof Portret

Curator Talk: Khushnu Panthaki Hoof

Khushnu Panthaki Hoof is een architect en designer uit Ahmedabad, India. Ze is de kleindochter van Balkrishna Doshi en curator van de tentoonstelling ‘Balkrishna Doshi: Architecture for the People’.

C-mine toont hoe belangrijk culturele instellingen voor een stad zijn, het is een baken van hoop.

Het is net lente wanneer Kushnu Hoof Genk voor het eerst bezoekt in 2022. Reizend vanuit Ahmedabad in India – een stad met niet minder dan 6 miljoen inwoners – zou Genk de indruk van een klein dorp bij haar hebben kunnen opgewekt. Ze is echter meteen geïntrigeerd door de geschiedenis van de groene stad en van C-mine, een site die ze omschrijft als ‘een baken van hoop’.

Hoe ontstond het idee om een retrospectieve te maken over het werk van je grootvader, Balkrishna Doshi?

“Het idee kwam tot leven in 2013. De National Gallery of Modern Art (New Dehli), dat geëxploiteerd wordt door het ministerie van cultuur in India benaderde de mij met de vraag of ik een retrospectieve wou cureren over het werk van Doshi. Het is redelijk ongebruikelijk dat hiervoor een lid van de familie wordt aangesproken. Ik voelde mij niet klaar voor die taak, op dat moment. Ik was met hem opgegroeid en – als het oudste kleinkind – had ik enorm veel tijd met hem doorgebracht, ook al reizend. Meer nog, ik werd zelf architect en werk al zo’n twintig jaar in erg nauw contact met hem. Ik leerde naar de dingen kijken vanuit zijn perspectief, ik bestudeerde de manier waarop hij met mensen connecteert, ongeacht hun achtergrond. Het project leek te kort bij mij te staan.

Maar het was mijn grootvader zelf die mij overtuigde om me toch te engageren. Hij haalde een quote aan van Mahatma Gandhi: All research will be useless if it is not allied to internal research. Van buitenaf observeren is één ding, maar als je werkt van binnenuit kan dit enkel maar leiden tot een meerwaarde.”

Hoe heb je dit vertaald naar de tentoonstelling zelf?

“Mijn persoonlijke ervaringen die ik opdeed in de tijd die ik met hem doorbracht, werden cruciaal in alle aspecten van de tentoonstelling. Niet enkel in de selectie van de projecten, maar ook in het ontwerp van de expo. We hadden het gevoel dat beiden sterk met mekaar verweven moesten zijn: de inhoud en het ontwerp. Er moest iets inzitten voor iedereen. En, het zou een debat moeten teweeg brengen over wat we doen als architecten, wat onze rol is in de samenleving.

De ingang van de tentoonstelling is een fragment van het huis van mijn grootvader. Het heeft een lagere ingang dan gewoonlijk en wordt versterkt door een grote foto van het interieur op de wand. De installatie voelt als een combinatie van het echte, het virtuele en het ingebeelde. Het nodigt ook uit, zonder pretentieus te zijn. De deuren van Doshi’s gebouwen zijn altijd nederig. De gebouwen zijn nooit schreeuwerig. Eerder dan te overweldigen, moeten gebouwen je een comfortabel gevoel geven.”

Doshi beeld Sangath

De relevantie van de architect in de samenleving toont zich ook in een sectie over zijn project rond sociale huisvesting?

“Iedereen heeft het nu over sociale huisvesting en sociaal design. In de tijd dat Doshi deze projecten voor het eerst initieerde in de jaren zestig, zeventig en tachtig, was het eerder een non-topic. Maar risico’s nemen, dat zat in zijn aard. Het ontwerp van het Life Insurance Cooperation Housing-project werd niet bepaald door enthousiasme onthaald door de klant. Het kostte hem uiteindelijk twee jaar om hen te kunnen overtuigen. De gebouwen hebben een piramidale structuur; de grootste unit bevindt zich beneden, de kleinste unit vanboven. Dat betekende dat officieren beneden woonden en de mensen die ‘onder’ hen werkten, boven hen woonden. Doshi tekende de units zo dat ze ruimte lieten voor groei: een statement over de ‘oneindigheid’ van architectuur. Volgens Doshi moet architectuur hoop genereren, voor de toekomst.”

Ook hoop voor jongeren?

“Absoluut, een van de onderdelen van de tentoonstelling handelt over de campus die hij begon te ontwerpen vanaf zijn 35 jaar. Hij had op dat moment veel gereisd en was heel wat universiteiten in de VS gepasseerd. Hij genoot zelf geen formele opleiding, maar ging wel vier jaar in de leer bij Le Corbusier in Parijs. Toen hij terugkeerde in India, had hij het gevoel dat hij iets terug moest geven aan de samenleving. Op de campus vind je een universiteit, een kunstsschool, een gallerij, een school voor architectuur, planning en design. Het is een project dat hem definieert als architect en mens: door een zaadje te planten wil hij een ‘quadrupel’ effect genereren.”

Wat is je eerste indruk van C-mine en Genk?

"C-mine voelt voor mij aan als een baken van hoop in de stad. Het beschrijft wat de toekomst van de stad zou kunnen zijn. Er gebeurt hier zoveel tegelijkertijd. C-mine zou wel tentakels moeten hebben in de stad, subcentra die doen uitbreken en die de inwoners van de stad korter bij de site brengen. Je mag de drempels voor het consumeren van cultuur niet onderschatten, vandaar dat het zo belangrijk is om erg kort bij je publiek te staan. Kunstenaarsresidenties, een collegezaal gehost door C-mine, een tentoonstellingsruimte,… Of je kan nadenken over de wegen die vanuit de stad naar C-mine leiden, en hoe deze kunnen ontwikkeld worden als wandelpaden met een creatieve insteek. C-mine toont hoe belangrijk culturele instellingen voor een stad zijn: er zijn ongetwijfeld mensen die Genk enkel kennen dóór C-mine, dat is iets dat je moet koesteren en bestendigen."

 

Info & Tickets